maandag 12 mei 2014

Vanuit de praktijk

Vanuit de theorie

Ervaring in de praktijk 3

Ervaring in de praktijk 2

Ervaring in de praktijk 1

HR 19 Organisatiekunde 1

HR 18 Ethiek en diversiteit 2

N.a.v. het college het belang  van erkenning denk je na over de volgende vraag: Op welke gebieden heeft jouw groepering absoluut erkenning nodig (m.a.w. wat moet er erkend worden) en door wie moet dat erkend worden?  Waar bestaat de erkenning dan uit?


Wat er in mijn ogen door de maatschappij erkend moet worden bij de doelgroep psychiatrie is het feit dat mensen met een psychische stoornis niet alleen hun stoornis zijn maar een geheel persoon. Volgens Taylor komt identiteit dialogische tot stand. Als mensen met vooroordelen over mensen met een psychische stoornis in dialoog gaan met mensen met een psychische stoornis dan leren ze de persoon achter de stoornis kennen en dan kan deze erkenning plaatsvinden. 

HR 17 Culturele antropologie en diversiteit 4

Welke individuele genderrolpatronen zie je terug bij de groep en het individu dat je hebt leren kennen? Met welke genderverwachtingen en -normen hebben de groep en het individu te maken?
Hoe gaan de groep en het individu er tegenin en hoe gaan ze erin mee?

Gender verwijst naar de cultureel en sociaal bepaalde verschillen tussen mannen en vrouwen en niet naar de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen (sekse). Gender betreft dus verschillen tussen vrouwen en mannen, die aangeleerd zijn, met de tijd kunnen veranderen en zowel binnen als tussen culturen sterk variëren.

Rolpatronen zijn gedragspatronen die aan mannen of vrouwen worden voorgeschreven op basis van hun geslacht. Ze zijn vaak een uiting van stereotype en eenzijdige ideeën over hoe een meisje, vrouw, man of jongen zich hoort te gedragen. Rolpatronen zijn sociale constructies. Ze groeien vanuit een gemeenschap, de tradities of cultuur en worden vaak ook op dat niveau tot uiting gebracht. Niettemin laten rolpatronen zich eveneens gelden op een individueel niveau. Via de opvoeding bijvoorbeeld, krijgen we bepaalde rolpatronen met de paplepel mee en sturen ze onze beslissingen, levenskeuzes en houdingen. Zo vinden sommige mannen het zonneklaar dat hun vrouw naast haar betaalde job ook nog het huishouden op zich neemt. Gewoon, omdat ze een vrouw is en het huishouden is nu eenmaal onderdeel van het vrouwelijke takenpakket in het gezin. Enerzijds is het de samenleving die verzorgende en huishoudelijke taken aan de vrouw toeschrijft. Anderzijds maken we ons die verwachtingen en standaarden ook eigen.

Rolpatronen hebben een belangrijke invloed op de positie van vrouwen en meisjes in onze samenleving. Vrouwen hebben jarenlang gestreden voor gelijke rechten en een gelijke positie. Ondanks de vele inspanningen blijft de ongelijkheid tussen man en vrouw ook vandaag nog bestaan. Maar wanneer je als vrouw of meisje ook een etnisch diverse achtergrond hebt, wordt je in je leven dubbel geconfronteerd met hindernissen. Zowel gender als etniciteit zijn (uitsluitings)mechanismen.

Dan maken we even de koppeling van het algemene rollenpatroon naar bijvoorbeeld iemand met een depressie. Je zou het niet verwachten, maar het rolpatroon kan een grote rol spelen in de oorzaak van een depressie, vooral bij een vrouw. De hoge verwachtingen die er tegenwoordig aan de vrouw gesteld worden zoals bijvoorbeeld werk combineren met kinderen, huishouden etc. kan al snel te veel worden. Hierdoor kunnen zij al in een depressie raken. Echter , bij mannen is de kans dat ze erkennen dat ze hulp nodig hebben veel kleiner. Traditionele rolpatronen dicteren dat mannen emotioneel sterk blijven en hun gevoelens van verdriet onderdrukken. Hoe sterker een mens associeert met zulke traditionele rollen, hoe meer hij een geestelijke gezondheidsbehandeling weerstaat. Als je man lijdt aan een depressie , kan je hem helpen de hulp die hij nodig heeft te accepteren. Voordat er hulp wordt geboden is het noodzaak om je eigen probleem te erkennen. 

Aanvulling
Mannen krijgen vaak proberen met agressie en uiten het naar buiten. Welke ziektebeelden komen meer voor bij mannen?
Mannen zoeken minder snel hulp.

Vrouwen zijn binnenvetters. Welke ziektebeelden komen meer voor bij vrouwen? Zoals depressie.


Koppeling diversiteitscirkel
Is het dat iemand alleen man of vrouw is? 
Ontwikkelingsfases: Qua leeftijd zijn de verwachtingen anders.

Reader
Vrouwen in andere culturen, die een simpel leven hebben, denken we dat het niet goed is en dat ze niets kunnen. Dat is onze verwachting. In die cultuur is dat normaal en wordt het aanvaard.


--> Misschien kijken vanuit andere culturen, omdat daar andere dingen verwacht worden in een mannen of vrouwenrol.

HR 16 Sociologie en diversiteit 1

-       Probeer de plek van de groepering binnen de samenleving te beschrijven. Met andere woorden; hebben zij een volwaardige plaats binnen de Nederlandse samenleving. Hiervoor kun je begrippen gebruiken zoals interdependentie, cohesie, ongelijkheid, macht sociale positie en kapitaal. (grotendeels uit OLP1 en OLP4).
-       In hoeverre is of wordt de groepering beschouwd als deviant en welke conflicten liggen aan de basis van deze tegenstelling? In welke mate zijn processen zoals stigmatisering, etikettering, stereotypering, self fulfilling prophecy van toepassing? (grotendeels uit OLP2).
-       Wat zijn volgens jullie de belangrijkste (positieve of negatieve) maatschappelijke ontwikkelingen die zich de laatste 20 jaar hebben voorgedaan ten aanzien van deze groepering. Bijvoorbeeld op politiek, economisch of sociaal cultureel vlak. (grotendeels uit OLP3).
-       Probeer op basis van deze analyse een praktijkvoorbeeld te benoemen waarbij de tegenstelling tussen de ingroup (samenleving) en outgroup (groepering) op een aantoonbare wijze is verminderd. (grotendeels uit OLP4).

Psychiatrie in de Nederlandse samenleving
Vanuit onze benaderingen

Interdependentie is de onderlinge samenhang en afhankelijkheid. Vaak zijn mensen in een groep op elkaar aangewezen. Psychiatrische patiënten hebben een zekere samenhang. Ze dragen allemaal dezelfde stigma’s. Deze stigmatiseringen willen ze graag verminderen door het tegendeel te bewijzen. Hiervoor moet er een samenhang binnen de groep zijn en een bepaalde mate van afhankelijkheid.

Bourdieu gaat er van uit dat culturele praktijken/kapitaal uitingen binnen groeperingen voornamelijk plaatsvinden om afstand /onderscheid te scheppen (distinctie) ten opzichte van wat doorsnee  is.

Groepen in een samenleving hebben een kapitaal en hierdoor kun je je onderscheiden door je erna te gedragen:
  Cultureel kapitaal
ü  Kennis, interesse, smaak, manieren etc
ü  Doelgroep:
-          Kennis is verbonden aan de intelligentie. Iedereen heeft een andere intelligentie frequentie. Hierdoor is kennis individueel bepaald.
  Sociaal kapitaal
ü  Netwerk & connecties. Het is belangrijk wie je kent.
ü  Doelgroep:
-          Psychiatrische patiënten, die opgenomen zijn in een instelling, hebben vaak een sociaal netwerk binnen de instelling. Zij hebben niet tot zelden contact met vrienden of familie.
-          Psychiatrische patiënten, zoals depressie en ADHD, hebben een normaal sociaal netwerk met vrienden en familie.
  Economisch kapitaal
ü  Financiële middelen, eigen zaak. Geld geeft toegang om bepaalde basisbehoeften te vervullen (Jager, Mok, en Sipkema,2009).


Stigmatisering

Over psychiatrische stoornissen zijn in onze maatschappij stereotypen ontwikkeld. Stereotypering is wanneer een sociale groep door de bevolking wordt gecategoriseerd. Stereotypen zijn zowel negatief als efficiënt. Efficiënt, omdat onmiddellijk algemene indrukken gegenereerd worden over individuen, behorend tot een stereotype groep. Voorbeelden van stereotypen:
-          Gewelddadig;
-          Onberekenbaar;
-          Labiel, lui;
-          Gespleten persoonlijkheid;
-          Moeilijk om mee te praten (Kraan & van ’t Veer, 2007).

Stigmatisering gaat verder dan stereotypering. Stigmatisering is de negatieve reactie van de sociale omgeving op individuen met een stoornis, aldus psychiatrische stoornis (Kraan & van ’t Veer, 2007).

Stigmatisering en stereotypen rondom psychiatrie hebben een grote invloed op mensen met een psychiatrische stoornis. Het stigma zorgt vaak voor slechte behandeling, uitsluiting en discriminatie in de samenleving (Vinken, Bos en van der Plas, 2005). Ook ervaren mensen met een psychiatrische stoornis problemen op sociaal vlak bestaande uit vriendschappen en sociale contacten, die anderen, verbreken. Voor psychiatrische patiënten is het lastig om nieuwe sociale contacten op te bouwen (Vinken, Bos en van der Plas, 2005). Stigmatisering heeft ook psychologische gevolgen, zoals schaamte, teleurstelling en een lagere zelfwaardering (Vinken, Bos en van der Plas, 2005).

In onze maatschappij is nog geen duidelijk positieve beeldvorming ontwikkeld. Toch is de Vereniging de Cliëntenbond van de GGZ bezig met het creëren van een positievere beeldvorming. In 2002 heeft de Cliëntenbond rondom het thema beeldvorming de week van de psychiatrie georganiseerd. In die week stond een positiever beeld over psychiatrische patiënten centraal. Enkele voorstellen tot een positieve beeldvorming:
-          Cliëntenorganisaties in de GGZ kunnen elkaar ondersteunen inzake de beeldvorming door middel van overleg en acties.
-          Het is belangrijk om uitleg te geven over psychiatrische problematiek en behandelingen.
-          Media kan niet langer meer gekopt worden met “psychoten, psychopaten, gestoorden, geesteszieken, schizofrenen en gekken”.
-          Psychiatrie is ook een verantwoordelijkheid van de samenleving. De verantwoordelijkheid ligt ook bij politici, overheden en instanties. Om negatieve beeldvorming te voorkomen, zullen maatschappelijke instanties hun verantwoordelijkheid moeten nemen (Kragten, 2002).

Maatschappelijke ontwikkeling

Vanaf de voorlaatste eeuwwisseling werden, onder invloed van Sigmund Freud en zijn psychoanalyse, psychiatrische stoornissen in toenemende mate psychologisch verklaard en behandeld. De psychotherapie zou echter van toepassing zijn op ‘lichtere’ stoornissen, de zogenoemde neurose. De ‘zware’ psychiatrische patiënten waren vaak aangewezen op een levenslang verblijf in de kliniek. De ontdekking van enkele belangrijke medicijnen tegen depressie, angst, en psychose zorgde in de jaren zestig van vorige eeuw voor een belangrijke omwenteling. Daarop volgde een periode van felle kritiek vanuit de ‘antipsychiatrie’, een beweging die zich afzette tegen de medische psychiatrie. Niet de mensen waren ziek maar de samenleving. Psychiatrische stoornissen waren slechts valse etiketten voor mensen die maatschappelijk niet ‘in de pas lopen’. Intussen heeft de psychiatrie zich tot een veelzijdig vakgebied ontwikkeld (van Deth, 2013).

De psychiatrie van vandaag zit niet langer in een instituut opgeborgen. Al blijven er nog drempels, de deuren en vensters zijn naar buiten opengezet. De televisie toont dit ook overvloedig: in allerlei films, documentaires en praatshows lijkt het er zelfs op of de psychiatrie overal aanwezig isWanneer kan men gedrag als ‘gestoord’ bestempelen? De omschrijving van psychiatrische stoornissen hangt nauw samen met de betekenis van de begrippen abnormaliteit en ziekte. Gezondheid is nog wat anders dan normaliteit. Wie ‘normaal’ is, beantwoordt aan een bepaalde norm van een specifieke sociale groep. Het begrip abnormaliteit slaat op elke afwijking ten opzichte van een norm (van Deth, 2013).

HR 14 Economie: algemene economie 1

HR 13 Culturele antropologie en diversiteit 3

Uitgaande van de gedachte dat religie van alle tijden is en in elke samenleving voorkomt is het
interessant om stil te staan bij de betekenis van religie voor jezelf en voor je groepering. Op wat
voor manier probeert jouw groepering grip te houden op situaties waar ze zelf niet alle controle
over hebben? Hoe gaan ze om met onzekerheden waar ze geen grip op hebben en op welke manier
proberen ze toch invloed uit te oefenen? En hoe ben jij daar zelf mee bezig?

Als ik kijk naar mezelf heeft religie weinig invloed in mijn leven. Het is niet dat als ik in de problemen
zit dat ik naar de kerk ga of ga bidden bijvoorbeeld. Wel ben ik gedoopt, heb ik de communie gedaan
en zelfstandig gekozen om het vormsel te doen. Persoonlijk denk ik dat het toch fijn is om ergens in
te geloven. Zo heb je bepaalde handvaten in je leven, iets waar je altijd nog op terug kunt vallen. In
niets geloven is ook weer zo niets…

Voor onze doelgroep die met een psychisch probleem kamt, kan het zijn dat religie wel heel
belangrijk is. Dit hoeft niet met een psychisch probleem te maken te hebben, maar gebeurd al als
mensen met een algemene situatie waar ze geen grip op hebben worden geconfronteerd. Op zo´n
moment komt de religie naar voren. Ook gaan mensen in zulke situaties waarde hechten aan
bepaalde rituelen omdat we denken dat we zo de situatie waar we geen grip op hebben kunnen
beïnvloeden. Religie benadrukt het wij gevoel en geeft insluiting, religie zorgt ervoor dat mensen
dingen accepteren die ze eigenlijk niet zouden willen accepteren.

Wij denken dat dus het aller belangrijkste aspect van religie is dat het je steun en troost kan bieden.
Iets waar je altijd je hart bij kunt luchten en iets wat altijd jou verhaal begrijpt en aan jou kant staat.
Heb hier dan ook respect voor als iemand dit nodig heeft.

HR 12 Agogiek en diversiteit (Andragogiek 1) en HR 15 Agogiek en diversiteit (Gerontagogiek)

Neem jullie eigen groepering als uitgangspunt en probeer inzicht te verkrijgen in de levensloop van een of meerdere personen uit de groepering. Bij voorkeur selecteren jullie iemand die de leeftijd > 50 jaar heeft.
-       Ga na welke belangrijke levenservaringen deze persoon heeft meegemaakt (life-events) en welke betekenis deze ervaringen hebben voor keuzes die hij/zij heeft gemaakt.
-       Analyseer deze belangrijke levenservaringen vanuit het personalistische model alsook vanuit het generalistische model
-       Probeer te achterhalen welke toekomstverwachting deze persoon heeft en op welke wijze hij zelf vorm /invloed uitoefent op de realisering hiervan  
-       Probeer te achterhalen welke belangrijke levenservaring /levenswijsheid deze persoon wilt doorgeven aan jongeren anno 2014.

Wij hebben geen interview gehad met iemand die 50 jaar op ouder is. Daarom hebben wij gekozen om in het algemeen te praten over een persoon van 50 jaar.

Wanneer een persoon 50 jaar oud is, zit deze persoon in de fase van tweede levensontwerp.
De kinderen zijn dan meestal uit huis gegaan. Dit is voor de ouder een belangrijk life-event.
Vooral vrouwen die zich de jaren voordien vrijwel uitsluitend met het gezin ingelaten hebben, kunnen af te rekenen krijgen met wat wel eens het legenestsyndroom wordt genoemd: het geovel totaal functieloos en overbodig te zijn in het lege huis.  Nochtans geldt dat slechts voor een minderheid van ouders, en als het al voorkomt is het gewoonlijk maar van korte duur.
Onderzoek van de Amerikaanse psychologen Christine Proulx en Heuther Helms (2008) maakt duidelijk dat de relatie tussen ouders en kinderen er juist vaak op vooruitgaat wanneer de kinderen het huis uit zijn. Nu ieder zijn leven naar eigen voorkeur en inzicht kan invullen, vallen veel van de vroegere irritaties en conflicten weg en kunnen beide partijen makkelijker als evenwaardige partners met elkaar omgaan.

Ook de overgang is een belangrijke gebeurtenis voor deze persoon. Zowel de man als de vrouw komt in het climacterium ofwel de overgangsjaren genoemd.
Bij vrouwen neemt de hormoonproductie drastisch af, waardoor na een zekere tijd de menopauze intreedt en de vruchtbaarheid van de vrouw ten einde loopt.
Bij mannen komt er een daling in het testosteronniveau en komt er ook een daling in het libido, ook wel andropauze genoemd.
Omdat tijdens deze overgang veel mensen erachter komen dat ze in hun tweede levensfase zitten, kan deze persoon moeite hebben om dit te accepteren.  Vaak kun je dit zien doordat velen heroïsche inspanningen doen om er toch nog jong en sexy uit te zien.
Voor sommigen kan dat nochtans, vooral in de beginfase, wat op een obsessie gaan lijken. Er zijn mensen die jaren wachten om naar een oogarts en allerlei smoezen verzinnen om toch maar geen leesbril te hoeven dragen, in de hoop op die manier de illusie in stand te houden dat de ouderdom geen vat op hen heeft.
Er verandert dus veel voor iemand die de 50 jaar passeert.
Wij denken dat de adviezen van iemand die 50 jaar is:
Van het leven genieten. Omdat deze mensen er zich van bewust zijn dat ze al de helft van hun leven hebben gehad en het uiteindelijk druk hebben gehad met hun werk.
Maar ook dat wanneer je kinderen hebt je ervan moet genieten, want voor dat je het weet zijn ze het huis alweer uit (Craeynest,2013).

Bron: Craeynest, P. 2013. Psychologie van de levensloop. Den Haag. Acco Nederland.

HR 11 Onderzoek: Participerend observeren

Aanvulling

Interne validiteit:

Resultaten en conclusies moeten gebaseerd zijn op vragen/deelvragen die niet zo maar verzonnen zijn, maar gekoppeld aan een gezaghebbend concept/ theorie/ primaire en secundaire bronnen.

Externe validiteit: 

  • Uitkomsten moeten relevant/ toepasbaar zijn voor de beroepspraktijk en niet strijdig zijn met de persoonlijke en professionele normen en waarden van de collegas (= externe validiteit).
  • Het onderzoek moet generaliseerbaar zijn naar doelgroep, instelling en werksoort.
  • Resultaat/bewering/conclusie moet zo duidelijk zijn dat opdrachtgevers argumenten hebben gekregen ter onderbouwing c.q. ontwikkeling van beleid. 

HR 10 Ethiek en diversiteit 1

N.a.v. het college over Sartre en Millgram denk je na over de volgende vraag: In hoeverre is je doelgroep zelf verantwoordelijk voor de ontstane beeldvorming over zichzelf?

Sartre zegt dat er altijd een facticiteit is, je bevindt je altijd in een bepaalde situatie. De vrijheid van de mens ligt volgens Sartre in het vermogen om de situatie te overstijgen. Je kunt namelijk altijd kiezen hoe je je t.a.v. de situatie wilt verhouden. Iemand die gediagnosticeerd is met een psychische stoornis kan niks doen aan het feit dat hij die stoornis heeft, wel kan hij iets doen aan de manier waarop hij omgaat met de stoornis. Ze kunnen kiezen om de beeldvorming die er is te veranderen of ze kunnen zeggen “ik ben psychiatrisch ik kan er niks aan doen”. In het laatste geval ontwijken ze volgens Sartre hun vrijheid.

Aanvulling
Lastig om te zeggen dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor de beeldvorming bij deze doelgroep.
Manifestatie: ze kiezen zelf hoe ze met de beeldvorming om gaan.

Houding als Social Worker
Waarom denk je dat je het niet kan? Proberen te veranderen hoe ze met beeldvorming om gaan.

Kracht
Hoe neem jij je houding aan als Social Work t.o.v. beeldvorming?
Wij beïnvloeden zelf misschien de beeldvorming bij de doelgroep door de bejegening.

HR 9 Agogiek en diversiteit 2

HR 8 Psychologie en diversiteit 3

Je zit nu zelf aan het eind van de adolescentie of in het begin van de jong-volwassenheid. Je staat
voor de ontwikkelingsopgave je identiteit te vinden en die te gaan delen.
- Wat vraagt dat nu van jou?
- In hoeverre zijn (pestervaringen of ervaringen die je ontwikkelingstaak gefrustreerd
hebben) van invloed op jou? Zijn sommige ontwikkelingsopgaven je beter afgegaan dan
andere?
- Wat maakt jou tot de persoon die je nu bent?
- Wat maakt degene die jij interviewt tot wie hij is? Welke (pest)ervaringen en huidige
ontwikkelingsopgave zijn voor deze persoon bepalend?

Conclusie:
Door dingen uit te proberen en zo ervaringen op te doen ben je op zoek naar je eigen
identiteit. Je leert zelfstandig en assertief te handelen. Als iemand in zijn jeugd heftige
ervaringen/pestervaringen heeft meegemaakt kan dit het zoeken naar de eigen identiteit
belemmeren. Pestervaringen hebben veel impact op iemands leven. Het kan iemand heel
onzeker maken. Die onzekerheid maakt je nog kwetsbaarder. Pestervaringen kun je niet
gemakkelijk uit je geheugen wissen. Je draagt het je hele leven met je mee als je het niet
goed verwerkt. Mensen met een psychische stoornis hebben vaak ook zo’n ervaringen die
ze niet hebben verwerkt. Daarnaast krijgen mensen met een psychische stoornis in hun
latere leven vaak te maken met discriminatie. Deze ervaringen nemen ze ook weer mee.
Door hun psychische stoornis zijn ze extra kwetsbaar.

HR 7 Culturele antropologie en diversiteit 2

HR 6 Recht en diversiteit 1

HR 5 Psychologie en diversiteit 2

1. Factoren bij de doelgroep; Vaak kijk je bij een persoon meteen naar uiterlijke
eigenschappen. Vaker zien mensen met een psychiatrische stoornis er een beetje anders
uit. Vaak denken mensen ook dat ze onverzorgd zijn en dus moeten ze niks van die
mensen hebben.
2. Gestaltbenadering van sociale waarneming; mensen die depressief zijn bijvoorbeeld, die
zoeken elkaar op. Maar twee mensen die depressief zijn worden ook aan elkaar gelinkt.
Mensen denken dat ze bij elkaar horen want ze zijn allebei depressief. Ook vallen mensen
met een psychische stoornis vaak op. Die gedragen zich soms net even anders als de rest.
3. Halo-effect: vaak concentreren mensen zich zo op 1 eigenschap dat de andere
eigenschappen minder belangrijk zijn. Bij mensen met een psychiatrische stoornis wordt vaak
alleen gelet op de stoornis.
4. Factoren bij de waarnemer; Iedereen heeft een bepaald beeld bij mensen met een
psychiatrische stoornis. Vaak krijgen die mensen te maken met stereotypering, bijvoorbeeld
mensen met een psychiatrische stoornis zijn gek en ze kunnen niet normaal functioneren.
Het beeld dat mensen hebben klopt vaak niet, maar door dat beeld houden mensen wel
afstand.
5. Attributietheorie; Mensen denken vaak niet verder na bij een psychiatrische stoornis. Ze
houden geen rekening met de omgeving en omstandigheden die eventueel hebben kunnen
bijdragen aan de stoornis.

HR 4 Culturele antropologie en diversiteit 1

HR 3 Psychologie en diversiteit 1

Psychologie en diversiteit
Schrijf een zelfportret aan de hand van deze 5 kaders (Big Five, 9 leefgebieden, BPS-model, Balans-model en Maslows behoeftehiërarchie) en neem dit op in je blog en levert dat nog nieuwe inzichten op?



De persoon die deze test gemaakt heeft vindt persoonlijk dat de uitslag niet juist is. Ze geeft aan dat ze de uitslagen te extreem vindt, bijvoorbeeld uit de test komt dat ze niet openstaat voor nieuwe dingen, terwijl dit eigenlijk totaal niet zo is. Ze ziet zichzelf gedeeltelijk terug in de test, maar ook zeker niet volledig.

Conclusie persoonlijkheidstesten
è Een test kan niet je persoonlijkheid bepalen.
è Testen zijn altijd gebaseerd op een momentopname. Voel je je slecht zal er een slechter resultaat uit de test komen, visa versa.
è Vaak worden in de hulpverlening testen voor de cliënt ingevuld. Dan wordt er gekeken vanuit de ogen van de begeleider en niet vanuit de cliënt zelf. Je krijgt dan dus een ander beeld dan dat de cliënt het zelf in zou vullen.

HR 2 Agogiek en diversiteit 1

Wij, als projectgroep, hebben mensen uit onze omgeving gevraagd wat hun denkbeelden zijn bij de doelgroep psychiatrie.
Hier kwamen verschillende antwoorden uit. 

Een aantal mensen moesten aan mensen denken, die een ‘’beetje’’ gek zijn of de weg kwijt zijn of zelfs vastgebonden worden, omdat ze ‘’rare dingen’’ doen.
In een psychiatrie zitten mensen met een zware stoornis die opgenomen moeten worden. Als ze niet opgenomen worden kunnen ze doorslaan.
Een aantal gaven ook aan dat ze deze mensen eng vinden. Je weet niet wat je kunt verwachten. Ze zijn onvoorspelbaar.
De mensen die zelf al een iets hebben gehad van een psychische stoornis reageerde weer heel anders.
Deze mensen zeggen: Het zijn mensen die een beetje hulp nodig hebben om dingen te verwerken.

Hier maken wij als projectgroep uit op dat mensen die nog nooit eerder in aanraking zijn geweest met iemand met een psychische stoornis het moeilijk vinden hier een beeld bij te krijgen. Het beeld wat ze hebben is vooral enge mensen, onvoorspelbaar, gek, deze mensen moeten geholpen worden in een instelling.
Mensen die beter weten wat het inhoudt reageren weer heel anders. Zij hebben het zelf gehad of kennen iemand die het (gehad) heeft. Deze mensen hebben meer begrip voor mensen met een psychische stoornis.